Is een inclusieve samenleving nog te exclusief?

Zichzelf zijn en vrij, kan dat nog vandaag? De vraag werd de afgelopen dagen maar al te vaak opgeworpen. Meest recentelijk naar aanleiding van de brutale verkrachting van een HUB-student die na zijn doop verkleed als vrouw naar huis wandelde, maar eerder evenzeer na de opzienbarende documentaire Femme de la rue van filmstudente Sofie Peeters en de Volt-reportage over homohaat in Antwerpen. Een relevante vraag die zeker gesteld moet worden, op voorwaarde dat men ook verder durft te kijken. Een jongeman die door twee allochtone jongeren wordt bestolen en aangerand, is an sich een verontrustend voorval en hoort de media al veel vroeger te beroeren dan pas wanneer de – weliswaar opvallende – reactie van de Hogeschool-Universiteit van Brussel een maand later bekend geraakt.

Want hoewel de feiten al dateren van 15 oktober, pikte de pers het verhaal pas eind november massaal op. Niet omdat de spraakmakende gemeente zich plots genoodzaakt voelde om uit te spitten wat er precies in onze samenleving broeit dat zoiets kan gebeuren. Nee, wel omdat studentenbegeleider Marc Ophalvens dan in naam van de HUB verklaarde dat de school haar studentenkringen onmiddellijk na het incident had aangeraden om mannen tijdens dopen voorlopig geen dameskledij meer te laten dragen. “Want bepaalde groepen ervaren dat als provocerend.” Geen verbod maar een goedbedoeld advies van een bezorgde huisvader die op een gefundeerde manier aan risico-inschatting doet.

Maar zo werd die boodschap niet door iedereen geïnterpreteerd. Het publieke debat barstte los en de laatste week liepen radiouitzendingen, krantenpagina’s en praatprogramma’s op tv over van verontwaardiging. Ann Brusseel sprak in Volt over het onterecht culpabiliseren van het slachtoffer en ook Bruno De Lille nam in menig interview een duidelijk standpunt in: een dergelijke vestimentaire richtlijn is een inbreuk op de eigen identiteit en een knieval voor de macht op straat. Ongeoorloofd, want iedereen heeft het recht om in de publieke ruimte ongestoord zichzelf te zijn. En als het van Els De Pauw afhing, kwam er onmiddellijk een stilettomars om duidelijk te maken dat men aan die fundamentele vrijheid nooit raken mag.

In de marge van die verhitte reacties krijgen nuancering en diepgang gelukkig ook wat plaats. Dat niet een bepaalde afkomst of nationaliteit aan de oorsprong ligt van het probleem, maar de socio-economische ongelijkheid zeker meespeelt, wordt onder andere door Bleri Lleshi terecht aangekaart. En dat grensoverschrijdend gedrag consequent bestraft moet worden, klopt eveneens. Maar daar blijft het voorlopig helaas bij: het probleem erkennen. Het agressieve en asociale gedrag wordt door de regering weliswaar afgekeurd, maar aan de wortels wordt nog niet geraakt. Een federaal actieplan ontbreekt en de inbreng van allochtonen in de maatschappelijke discussie blijft – al dan niet bewust – tot een minimum beperkt.

Zou het niet beter zijn als eerst daaraan wordt gewerkt? Als er bruggen worden gebouwd tussen de Vlaamse en de “vreemde” gemeenschap in plaats van bij elk soortgelijk incident met getrokken messen tegenover elkaar te gaan staan? Zodat het geen debat wordt over beknotte vrijheden of aanslagen op onze identiteit, maar een afwijzen van inbreuken op gedeelde sociale regels.

Of heeft Marc Hooghe gelijk en zijn we nog niet klaar voor een dergelijke inclusieve samenleving?

Plaats een reactie